Zolang de mensheid bestaat begeeft zij zich van A naar B en verder. Zolang bestaan er ook paden, stegen, straten en waterlopen van allerlei aard.
Om het transport over de wegen zo snel en zo goed mogelijk te laten verlopen zorgt de overheid van oudsher - zelfs al in de Romeinse tijd – voor de aanleg en het onderhoud van belangrijke verbindingswegen.
Naar aanleiding van mijn onderzoek naar het huis ‘de Tesch’ en zijn bewoners, eeuwenlang gelegen aan de Geleenstraat in Heerlen, trof ik in de archieven van Rijckheyt een verslag van een onderzoek naar de toestand van wegen en afwateringssystemen en de eisen tot verbetering en onderhoud uit 1755, aan.
Ook in onze tijd zijn de aanleg en het onderhoud van straten en pleinen in Heerlen en verbindingswegen naar en tussen de omringende gemeenten een hot item. Het gebied waarvan in dit zgn traktaat sprake is, omvat een deel van het tegenwoordige Parkstad: Heerlen als centrumgemeente met verbindingen naar omringende plaatsen als Schaesberg, Nieuwenhagen, Kerkrade, Voerendaal, Heerlerheide, Hoensbroek en Klimmen. Parkstad avant la lettre.
Ook nu verloopt de samenwerking niet altijd even soepel en ook dat is van alle tijden.
Uit dit stuk blijkt dat het op één lijn met elkaar komen in het ene geval (Hoensbroek) beter lukt dan in het andere (Kerkrade).
Voor het gemak en de leesbaarheid is de oorspronkelijke tekst cursief gezet. De vertaling is in modern, zij het enigszins formeel Nederlands.
Inleiding
De Hoofdbank Heerlen maakte in het midden van de 18e eeuw deel uit van het land van Valkenburg dat behoorde bij het rechtsgebied van de Staten Generaal der Verenigde Nederlanden. De omringende plaatsen waren vaak Spaans gebied of hoorden bij het Guliks territorium, met andere wettelijke voorschriften en aanwijzingen.
Ieder jaar ontving men in het Heerlense van de ‘Hoogmoogenden der Staten Generaal’ uit Den Haag, een pakket met voorschriften en eisen waaraan de wegen, waterwegen, beken, sloten, vloedgraven, molens en wat dies meer zij, moesten voldoen. Dit zgn placaat werd vanaf 1641 met regelmaat in de Zeven Provinciën verspreid.
In 1755 kwamen twee hoofdofficieren uit het Land van Valkenburg, in gezelschap van een griffier in het centrum van Heerlen aan om de toestand van de wegen, vloedgraven, beken, sloten etc op te nemen en aanbevelingen te doen, maar ook eventueel dwingende voorschriften op te leggen. Dit werd ‘De Schouw’ oftewel ‘Devoir’ genoemd.
De bewoners van een dorp of stad werden verplicht werkzaamheden te verrichten onder dreiging van een flinke ‘poene’ (boete) en al bezat men in de Geregtskamer van de Hoofdbank Heerlen een lijst van ‘Ploegen en Pioniers,’ die men op kon roepen ter assistentie, het bleek moeilijk om de plaatselijke bevolking tot medewerking te bewegen om het wegennet en de waterwegen weer in een goede staat te brengen: “tot gebruijck van het algemeen.”
In een stuk van vóór 1747, gericht aan Schout en Schepenen, verzoeken de borgemeesters Hermanus Croon en JJ Pelt dan ook “ootmoedelijck dat eenieder die in het particuliar eenig leengoed in deze Bancke mochte bezitten tot de reparatie der weegen gelieven te assisteren ende haere respectieve pagters tot de noodige karreweijen te permitteren, om alsoo deselve wegen in behoorlijcken staet gebroght sijnde, voor de gesaementlijcke inwoonders deser bancke tot haeren nutte gebruijckt te worden.”
De wegen uit die tijd hadden natuurlijk niet die kwaliteit die wij vandaag gewend zijn. Meestal bestond een weg of pad gewoon uit leem, eventueel verhard met hout, zand of andere materialen. De belangrijkste wegen in het centrum waren geplaveid met stenen. Op de buitenwegen werd een laag kiezelstenen gestort. Door het intensieve gebruik zakte de verharding weg en reden de karren na een flinke bui soms tot aan de naaf in de modder. De verbindingen waren dus vaak “zeer impracticabel ende in eenen onbruijckbaren staat,” aldus de verzuchting van Hermanus Croon en JJ Pelt.
Ieder soort straat, pad of vloedgraaf hoorde een bepaalde breedte te hebben, al naargelang zijn functie. Zo moesten de straten in het Heerlense gebied in ‘t algemeen 32 voet breed zijn, een pad acht voeten een vloedgraaf vier voet. Over de vloedgraaf vóór zijn eigendom werd de eigenaar soms verplicht een bruggetje of vlonder te leggen, vaak niet meer dan een paar stevige planken, zodat de doorstroming van het water in de vloedgraaf niet belemmerd werd. Ook dit slootje vergde onderhoud, het moest geregeld uitgediept en verbreed worden.
De leden van de Hoofdbank Heerlen onder voorzitterschap van Schout Vignon en de Schepenen, met medewerking van de borgemeesters Stass en Römer, hadden heel wat werk aan het organiseren van de werkzaamheden en het toezicht op de handhaving van de voorschriften. In de vervroegd opgeroepen vergadering van 6 september 1755 worden alle vereiste activiteiten uit het hier gebruikte traktaat van 16 juni 1755 op een rijtje gezet. En hoe graag de “ondergeschreven presente Scheepenen,” aan al die eisen wilden voldoen: “ hoe veerdig om de ordnken en de beveelen van de Hooge Overheyt met schuldig respect te obedieeren, en voor zoveel in hun is, meede ter executie te brengen: en sich verders in allen opsigten begeerende van pligt te acquieteeren, nogtans bij het naarleesen van een en ander veele swarigheden gevonden, waar ontrent iets vast te stellen, deselve tans vermeenden in getalle incompetent te zijn.” De gestelde eisen worden dus als bijna onmogelijk ervaren. Een visuele uiting hiervan is misschien het einde van het stuk, dat in een doorgestreepte, onmogelijk te lezen, ‘knoeiboel’ eindigt.
In een ander in het Heerlens archief Rijckheyt bewaard gebleven geschrift uit 1749 staat aangegeven welke ” íngesetenen van Kerspel en gehuchten serieuselijck gewaarschouwd” worden om “ volgens d’oude gewoonte in eenen behoorlijcken en bruijckbaren staat deese naarvolgende straaten en weegen te stellen.” Bewoners van plaatsen in de omgeving werden namelijk verplicht, naast de zorg voor hun eigen wegen, vloedgraven, bomen en struiken, ook de wegen te onderhouden vanuit hun dorp naar Heerlen toe.
Zo moeten de inwoners van Voerendaal de weg naar Heerlen in een goede staat houden: “ tot daar waar het doodslegger ophoud, tot aan den Meijer.” [1]
De Heerlerheidenaren moeten zorg dragen voor de weg vanaf de gebrande plaats tot aan het Kempgen.[2] Het onderhoud van de weg vanaf de “ baak tot aan de roode poort,” [3] is de taak van de inwoners uit Nieuwenhagen. De mensen uit Welten zijn op hun beurt verantwoordelijk voor de Lindenweg richting Aken tot op den
Aubel [Nobel][4]
“ De ingesetene van Caumer en Ackerstraat, alsmede van vruschemich den Wegh van Heerle lopende door de koolever (koolvelden, op de plaats waar nu het kerkhof aan de Akerstraat ligt) naar Aacken tot aan het huijs van de Wed. Gerardus Penners”[5]
Deze werkzaamheden golden als vergoeding voor het gebruik van de toegangswegen door de bewoners van de omringende plaatsen en voor de veiligheid, die de ommuurde versterking in tijden van gevaar bood.
De beide burgemeesters Stass en Römer verzoeken na het voltooien van de publieke werkzaamheden anno 1755: “eerbiedig” en “needrig” dat de “Weledelagtbare Heeren Vice Schout en Schepenen [hun] soo veel [zullen] toeleggen voor hune gedaene moijten en arbeijd, als zij gelieven te oordelen te behooren.” Het argument is dat ook de burgemeesters van andere Banken hiervoor betaald worden en dat het in deze Bank ook altijd is gebeurd. Hieruit blijkt wel dat, ondanks alle problemen, de klus tot een goed einde is gebracht.
De geciteerde zinnen zijn uit het archief van de Schepenbank Heerlen onder archiefnummer 001 inv.nr. 250 van 16 juni 1749 en zes september 1755. Onder hetzelfde archiefnummer het ongedateerde stuk met de vraag om extra betaling voor verrichte werkzaamheden van de beide burgemeesters Stass en Römer aan de Vice schout en Schepenen .
Loes Loffeld
Heerlen, november 2009
Opmerking: De maten in voeten zijn omgerekend naar Rijnlandse voeten van 31,7 cm; dit was in 1755 de gangbare maat
Designatie[1]en afpalinge[2] der weegen ofte Landstraten Door d’ Heeren
Hooftofficieren des Lants van Valkenborg met assistentie van Schout en
Scheepenen der Vrijheijdt ende Hoofdbanke Heerlen[3]
Ingevolge placaet[4] van Haar Hoog Moogenden[5] Den 16 Junij 1755 binnen
de evengenoemde: Banke Den 28-29 en 30 Augusti desselven jaars
gedaan.
Den 28 smorgens op den Veemarkt[6] binnen den dorpe van Heerlen vergadert sijnde, heeft men
begonnen met den weg genaamt de Evengatze[7] uijt den voornoemde dorpe door het Crützerveld[8]
den ordinairen pas[9] gaande door de Heerlijkheijt van Schaesberg, op Nieuwenhagen en verders naar
het Guliker land[10] lopende, en deselven gepaalt ter breette van twee en dertig voeten[11] waarbij tot
beter in staat houding van deselven weg noot zakelijk gevonden wiert eene suffisante[12]
brugge over het Beekje in medio[13] van gemelde evengatze op de Schandeler moolen lopende, te
maken so als ook boven aan het veld het eijnde van de voornoemde gatze een houte bruggetje op
dat sig het water ter regter sijde van het veld afkomende, hier door ter linker sijde in den
vloetgraaf[14] door verscheijde Erven # tot op den soogenoemde # welke mits deesen gelast worden
denselven in behoorlijke diepte en breette te brengen Vijgen weg loopende, kan aflossen;
En opdat het waater door stortreegen als andersints sig in deesen weg settende door son en wind
te beeter kan opdroogen, so is gelast om de opgaande boomen van boven tot onder ter regter en
ter linkersijde, het sije deselve sijn geteekent ofte niet, genoeg wanneer deselve in een en deselve
linie van een der geteekende lijn staande, inwendig seekeren, daar toe nader bij publicatie te
praefigeerene tijd[15] af te kappen, so als ook in den pas voors:[noemd] lopende door den Bosch van
Schaesberg, en met gewas van Boomen soodanig belemmert, dat in plaatse van 32 voeten,
nauwelijks 12 voeten[16] breet is, alle sulke boomen in behoeve van den regt hebbende[17] sullen worden
afgekapt, ten eijnde als voornoemd.
In welken evengenoemde pas sig ook bevonden heeft, en wel boven de pastorale Landerijen aldaar
genoemd de breede streep, dat twee beuke boomen, die den pas souden hebben afgeteekent waren afgekapt;
Verders gekomen tot op Nieuwenhagen is men gevolgt den pas lopende door de gemeene heijde[18] op Gangelt Lande van Gulik en Denselven ontrent de so genoemde Wijnslak[19] seer slegt bevonden hebbende, sijn de moderne[20] Borgemeesteren gelast denselve so dra doenlik te repareeren.
Eodem Post Meridiem[21] vergadert in het Manhuijs[22] binnen deesen dorpe en van daar gegaan langs en voor bij het hûijs van de Croon[23] over de veemarkt naar den Schram[24] ook nog binnen deesen dorpe, lopende den weg op Sittaerd, en vermits verscheijde boomen voor de huijsen en in den Rijn van de Erven stonden, door welkers Lommer de straten niet na behoren konden opdrogen, so is gelast geworden deselve af te houwen, en bevindende dat het water door den vloetgraaf, die van de kerkhofsvijver of gragt[25] langs en voor verscheijde huijsen en Erven tot aan de gebrande plaetz[26] en van daar verders lopende; sig niet genoegsaam kan aflossen, door dien de luijden door deesen vloetgraaf varen en met hunne beesten drijven, so is goetgevonden deselve Erven te lasten dat een ieder voor sijn huijs of Erve over deesen vloetgraaf een bruggetje sal hebben te maken, opdatse met hun karre peerde, of andere beesten over deese Brugge drijvende, den vloetgraaf niet in stukken konnen varen of drijven op panede[27] sullende het een en ander door Regenten met ten eersten bij een publike affirie[28] worden gereguleert; wordende de Borgemeester interim gelast aan de voorsgenoemde]. gebrande plaatz de, daar over het vlot leggende brugge te repareeren en in behoorlijke staat te stellen op dat sig het water, dat uijt de poelen en den vloetgraaf van boven van den velde aan de Meijsenbroek gragt[29] afkomende, hier door onverhindert kan lossen, tot weseijnde[30] alle de Erven voor bij welke deese vloetgraaf verders naar den gierderweg[31] moet lopen, gelast worden, denselve eenieder voor het sijne ter behoorlijke diepte en breette te stellen;
De Schram – nu Willemstraat
En is verders goetgevonden dat de poelen aan de Schram voor een gedeelte sullen worden toegedamt[32] namentlijk, so verre deselve door ons sijn afgepaalt, en den weg dusdanig verhoogt dat het water uijt deese poelen sig niet in den weg kan setten, sullende de Erven boven de voornoemde poel gelegen over den vloetgraaf een brugge leggen ieder voor zijn huijs of Erve, op datse met hunne beesten daar over konnen drijven en varen; en Terwijlen den weg alhier sijn bekoorlijke breette niet en hadde so is denselven afgepaalt als voren ad 32 voet, behoudens den Vloetgraaf, die ter linker sijde moet lopen ter breette van 4 voeten; in besonder is gelast aan Joes steevens om sijn coolhof,[33] die met eenen hoek tot in den halven weg inschiet ingevolge de afpalinge te ruijmen, en ontrent de beijderseijtse opgaande boomen is gelast als voren.
Van hier door het veld gegaan tot op den weg, die van Aken voor bij deesen dorpe, over de
wegscheijt[34] en den gier komende; op Sittard loopt, en denselven in het veld gepaalt ad vier en twintig voeten, en genadert tot aan de hekken van den geerder weg is goetgevonden aldaar een steene brugge te maken op dat sig het water, door den vloetgraaf van den Schram en gebrande plaatze afkomende; hier onder door kan lossen, en dus verders door verscheijde Erven, dewelke gelast worden deesen vloetgraaf behoorlijk te verdiepen en te verbreeden;
In de geleender beek volkomen afval te hebben lastende verders aan Joes Dautzenberg, bij aldien hij het valder[35] agter sijne weijde aan het veld wilt gebruijken; over den vloetgraaf voor het selve valder lopende een houte bruggetje te slaan ten eijnde als vooren;
Binnen de hekken van den gierderweg is denselve gepaalt ad dertig voeten, met last den poel in den weg aan Pipers Erven te dempen; latende alleenlijk ter sijde van laatsgenoemde Erve een vloetgraaf, so als ook voor het huijs van gemelde Pipers of een vloetgraaf of opwaarts sodanig hooggevult dat het water van selfs in den vloetgraaf kan lopen, ontrent de opgaande boomen en overhangende heggen is gelast als vooren. Voortsgegaan tot aan den weegscheijt op den kruijtzweg,[36] en aldaar ingeslagen den weg naar den Dorpe Heerlen in, alwaar sig aan den coolhof van Johannes Hendricus Bloem een groten poel bevond, die de breette van den weg meerendeels benam;
Dog wijlen denselven aan dit gedeelte van deesen dorpe seer noodsakelijk was, so is den weg genomen ad vier en twintig voeten en den poel gepaalt ter breette van agt[37] voeten, sullende voor het overige gedempt worden; aan de weijde of Erve van de Tesch daar het vlot door den weg en door de weijde voorsnoemds lost in de Tems is goetgevonden een brugge over den weg te maken, en geordoneert den poel daar tegens over aan de Erven van Frans Lennarts
voor ’t geheel te dempen.
Den 29 Augusti 1755
Veemarkt – nu Wilhelminaplein
Vergadert op den Veemarkt en vandaar gegaan voor bij het manhuijs tot aan den so genoemde slijpsteen[38] binnen deese Dorpe, alwaar goetgevonden is over het vlot een suffisante brugge te maken, en van daar ter linker sijde naar den obel[39] en soo voorts den weg lopende langs den Bek[40] op Aken, en denselven weg tot aan den Bek voorsnoemds gepaalt ter breette van twee en dertig voeten; sullende den graaf ad vier voeten, daar het so genoemde vlot door moet aflopen in de Kerkhofs graaf buijten de paalen naar de Erven in moeten gemaakt, als meede den poel aan den slagtboom[41] gedempt, en de opgaande boomen van beijde sijden so binnen het dorp voor de huijsen als daar buijten in de respectievelijke Erven binnen de afpalinge van ses en dertig voeten[42] staande sonder distinctie[43] afgehouwen worden; Insgelijks is goetgevonden aan den Bek een houte bruggetje te maken, ter plaatse daar het vlot over den weg ter andere sijde moet lopen; voortsgegaan tot aan de Hees, alwaar verscheijde wegen sijn so rontomme als booven over den Berg, is nogtans naar Examinatie het medium[44] voor goet gekeurt en Dierhalven van onder van den Berg tot boven over den berg aan de hegge afgepaalt ad 32 voeten, so als nog aan ieder kante vier voeten voor een vloetgraaf, Komende boven de Hees aan de Cook[45] den ghijsen[46] en Haanbuek[47] is den weg so voorts tot boven Valkenhousen aan den vloetgraaf die uijt het veld komt, afgepaalt ad twee en dertig voeten, en aan de Erf of Erven aan den Cook gelast den poel aldaar in de gemeene straat[48] te dempen en de daar neffens staande wide[49] boom te ruijmen, Insgelijks hier so als ook aan en voor bij den ghijsen, Haanbuek en Valkenhausen alle opgaande boomen van beijde sijden af te houwen en den poel aan evengenoemde ghijsen, volgens afpalinge gedeeltelijk te dempen; gekomen tot aan de haanbuek is dienstig gevonden een bruggetje te maken dat het water ter regter sijde van den weg uijt het veld komende over den weg ter linker sijde onverhindert kan aflopen;
Verders gekomen tot aan den vloetgraaf welke ter regter sijde uijt het veld over den weg komt te lopen en ter linkersijde in een bemd[50] van Valkenhousen afloopt is goetgevonden aldaar een bruggetje te maken ten eijnde het water, sonder den weg te beschadigen, daar door kan aflopen,
welke voorsgenoemde vloetgraaf ter linker sijde de jurisdictie[51] van Kerkenrade spaans territoir, die van onse voornoemde Banke scheijt, sijnde dus alhier verders ter linker sijde van den weg spaans en ter Regter Hollants onder Heerlen voornoemd; En over den voorsgenoemde vloetgraaf gekomen sijnde heeft sig aldaar ingevolge onse Requisitie[52] ingevonden den Seigneur Poijk Schouth van Kerkenrade vooroemd en naar aan gemelde Seigneur onse intentie ingevolge den inhoud van het boovengemelde placaat voorgedragen, vermeenden wij sonder verhinderinge met de afpalinge langs de drievogel[53]en logt, tot aan de Eijk, alwaar onsen weg en jurisdictie aan die van Ter Heijden guliks territoir aanstotende, eijndigt voorts te varen, heeft nogtans genoemde Seigneur Schout tegen alle deese onderneemingen geprotesteert als niet willende gedogen, dat ter sijde van het spaansch in de Erven soude gepaalt, of boomen geteekent, of anders ietwes[54] gedaan worden, als geen order hier toe hebbende, onaangesien[55] dat men hem aantoonde, dat men de weegen niet op een nieuwe maar op de oude en behoorlijke breette, so als die ten tijde van de Hertogen van Brabant geweest waren en al nog
moesten sijn, sogten te brengen; en het welke van beijde sijden soude moeten geschieden;
Dog alle deese overtuijgingen vonden geen plaatz; en alhoewel nu van onse kant gesustineert[56] word, dat de souverainiteijt van deesen weg tot boven de Logt aan de evengenoemde Eijke absolute is toebehorende aan Haar Hoog Moogenden ter uijtsluijtinge van de Regeering der Spaanschen, so hebben Seigneuren Hooftofficieren en Regenten dog niet goetgevonden met de ondernomene afpalinge voorts te gaan voor en al eer daar van kennisse te hebben gegeven daar en alzo het behoort; En dierhalven Dienselven weg geretourneert tot onder aan de Berg van de Hees, alwaar den weg ingegaan lopende over de Linden;[57] den wegscheijt voor bij deesen Dorpe van Heerlen op Sittard, en Denselven gestelt ter breette van 24 voeten, oversulks dat S[eigneu]r Merkelbag den uijthoek van de hegge aan sijne weijde, so verre als geteekent is gelast word, te ruijmen, so als ook van boven tot onder alle opgaande boomen van beijde sijden te ruijmen, sullende aan den Kruijtsweg van de Linden een houte brugge over den vloetgraaf op de wegscheijt aanlopende gemaakt worden.
Post meridiem[58]
Vergadert ten huijse van Jan Pappers aan de Heerler Heijde en van daar ingegaan den weg lopende langs Rinnemig, (doorgestreept: Rennenberg) Wingaartz hof, ten Esschen op Climmen en Maastricht en den voorsgenoemde weg gepaalt ad twee en dertig voeten breet met last beijderseijts de boomen te ruijmen als vooren, en gekomen tot aan de beek aan de kopkens molen, welke ter Regtersijde onse jurisdictie van die van Hoensbroek scheijd, en aldaar bevonden dat de passagie of vaert door de Beek, bijsonder bij het geringste Regenweeder bijna onbruijkbaar is, dierhalven goetgevonden over de genoemde Beek een suffisante Brugge te maken, verders over de Beek in den weg van Wingaartzhoff,
Kopkensmolen
heeft sig aldaar ingevolge onse requisitie ingevonden De Heer Schouth van Hoensbroek geassisteert met eenige sijner Scheepenen; en vermits den weg aldaar binnen de heggen te enge, so is denselven ten bijweesen[59] van genoemde Heer Schouth en Scheepenen van Hoensbroek tot aan en op ten Esschen door de gewande van den Wingartz hof afgepaalt ter breette van twee en dertig voeten; en vermits men niet en konde weeten wie van beijde sijden met de Erven in den weg waren ingesprongen, so is verstaan dat beijderseijts in de Erven evensveel soude ingepaalt worden, en den Vloetgraaf van beijde sijden ter breette van vier voeten buijten de palen in de respectievelijke Erven souden gemaakt worden, en ontrent de boomen is gelast als vooren;
Op het gehugt den Esschen bevonden dat door de beijderseijtse gebouwen so op de Hoensbroeker als onse jurisdictie den weg niet breeder konden gepaalt worden als op vier en twintig voeten,[60] so is denselve ook tot aan de Brukke van ter Veere, alwaar de Hoensbroeker jurisdictie so als voorseijt, gepaalt, en ontrent de heggen en boomen gelast als vooren.
Den 30 Augusti 1755
Uijt den dorpe van Heerlen gegaan door den dootleger[61] alwaar men gelast heeft de boomen beijdersijts af te houwen; opdat het opdrogen van den weg door deselfver schaduwe niet verhindert worde, en gekomen ter plaatze daar ter linker sijde den weg ingaat naar het dorp Welten, heeft men aldaar begonnen den weg door het Cundervelt en dorp Cunraet op Maastr[icht] lopende, en denselven tot in het midden van het dorp Kunder voorsnoemds afgepaalt ter breette van twee en dertig voeten en al nog van den Welter weg af tot boven het huijsjen in het veld staande genaamt den Foukkert vier voeten voor den vloetgraaf die regter sijde moet komen te lopen; en vermits den so genoemde Cunder Lindeboom door de overhangende takken den weg beschadigt, so is gelast deselve af te houwen, sullende den vloetgraaf ofte so genoemde onderbeek ter linker sijde buijten de Erve en dertig voeten in de Erve moeten lopen waar voor vier voeten sijn afgepaalt; aan den dorpe van Cunder ter plaatze, daar sig de onderbeek (hongerbeek) door en over den weg in en door de weijde van de Weduwe Heutz moet lopen is nodig gevonden, een bruggetje te maken; op dat den afloop door het varen door den weg niet kan verhindert worden, en opdat denselven volkomen val kan hebben, so heeft men gelast aan de Erven waar door deselve verders moet aflopen; om de sloten ter behoorl:[lijke] diepte uijt te werpen, alles op pane[62] als bij naedere te doene publicatie sal gestatueert[63] worden.
In en aan het dorp Cunder word gelast beijderseijts de boomen te ruijmen en eenige sodanig te snoeijen dat den weg de lugt hemelsbreette kan hebben, en vermits den poel aan den huijse van Jan Janssen in den weg is inlopende, nogtans voor het dorpje seer noodsakelijk, so is denselve door ons in een redelijke breette afgepaalt met last voor het overige te dempen verders ter regter sijde ingegaan den weg lopende van hier voor bij den wolfhoven Haren en Lindelauf op Climmen, en denselven vermits de beijdersijtse gebouwen tot voor bij de Brem gestelt ad vier en twintig voeten;
Aan den Wolf tegens over de Smit in den weg bevonden twee poelen of kuilen, welken gelast word te dempen, gelijk ook alle opgaande boomen te ruijmen als voor; gekomen aan de Beek genaamt de Brem is goetgevonden over het selve een bruggetje te maken; van daar gegaan tot omtrent het Lindelauf alwaar den weg is genomen ter breette van twee en dertig voeten, en van het straatje genaamt Borbergs weg aan beijde sijden een vloetgraaf ad vier voeten breet ieder, buijten de voornoemde 32 voeten, so als deselve door ons van beijde sijden sijn afgepaalt, verders van het Lindelauf tot voor bij Haren den weg gepaalt ad twee en dertig voeten, sullende den vloetgraaf nogtans lopen binnen de voorsgenoemde 32 voet en de boomen afgekapt als vooren; en gekomen
tot voor bij de erven van Haren tot aan die van ter Veurt is denselven weg van daar voor bij den steen [64] tot aan de jurisdictie der Hooftbanke Climmen gepaalt ad 24 voeten, sullende nogtans den vloetgraaf ad vier voeten, die van de Beek af tegens den Hof ter Veurt door den weg lopende, en waar over goetgevonden is een brugge te maken; tot aan den steen ter linker sijde in de erve of weijde voor den Hof ter Veurt voorn:[oemd] en boven den steen ter regter sijde in andere Erve moet lopen; buijten de voornoemde palen in de Respecieve Erven ad vier voeten moeten gemaakt worden, Eijndelijk gekomen sijnde boven den steen alwaar ter regter sijde door het veld een Rijn komt en over den weg ter linker sijde in de hegge van de weijde en een bempt van den Hof ter Veurt afloopt en onse jurisdictie van die van Climmen afscheijdende, so sijn door ons aldaar aan beijde sijden van den Rijn gestelt twee paaltjens, ten eijnde om naedeis[65] met kennisse van de Regeering der Hooftbanke Climmen; grootere paalen te setten om altoos tot Limitsteenen[66]deeser twee jurisdictien te konnen dienen;
Van hier gereventeerd[67] sijnde; is met de verdere designatie en afpalinge gesupercedeert[68]
Aldus gederpicieert [69] binnen De Hooftbanke Heerlen.
Datis quebus supra ter praesentie als boven[70]
Noten
Genoemde personen:
Joes Steevens Joannes Petrus ged. Heerlen 28-12-1709. Vader Joannes/ Moeder Agnes Consten
Joes Dautzenberg mogelijk: Joannes ged. Heerlen 13-10-1683. Vader Petrus/ Moeder Maria Moenen
Joannes ged. Heerlen 7-4-1710. Vader Casparus/ Moeder Maria Moonen
Joes Christian ged. Heerlen ..-..-1708 Vader Petrus/ Moeder Anna Römkens
Joes ged. Heerlen ..-..-1709 Vader Petrus/ Moeder Anna Reumkens
Joannes Hendricus Bloem: ged. Heerlen 1698 Vader Hendrik/ Moeder NN.
Meester-tmmerman en schrijnwerker. Brouwer en tavenier in de taveerne
‘Den Adelaar” onderaan in de Geleenstraat.
Ontvanger van de ‘Zwijgenden Landtol van ’s Hertogenrade.’
Uit: Genealogie der familie Bloem 1941, samengesteld door JM van de Venne, Hoofdcommies aan het Rijksarchief in Limburg. Mmv A Th Bloem en dr. Th F Boem
Seigneur Merkelbach mogelijk: Henricus ged. Heerlen 12-1-1690.
Gehuwd met Margaretha Schils Heerlen 1-11-1716
Vader Wijnand/ Moeder Margaretha Schils
Jan Pappers mogelijk: Joannes ged. Heerlen ..-2-1679 Vader Nicolaus/ Moeder Johanna
Joannes ged. Heerlen 1-7-1716 Vader Joannes/ Moeder Maria Quadvlieg
Jan Janssen mogelijk: Zoon van Mathijs, halfwin op het ‘ Hof het LindeLauf’ (Lindeloof )in Kunrade
van 10-2-1732 tot 15-8-1733. Het Lindelauf is in eigendom van mevr. de
Douariére van wijlen den Weledelgestrenge Heere Johan Adam Klermont.
De weduwe wil het Lindelauf verkopen en daarom het pachtcontract verbreken.
Uit: RhH Notarieel archief Heerlen Notaris Meesens 1671-1842
Inv.nr 52-57 Akte 26
Hier volgt de vertaling in modern Nederlands:
Aanduiding en afbakening van de wegen of landstraten door de Heren Hoofdofficieren van het Land van Valkenburg met assistentie van Schout en Schepenen van de Vrijheid en Hoofdbank Heerlen vanwege een van de Hoogmogenden1) uitgaande verordening van de 16e juni 1755 binnen de genoemde Bank op de 28e –29e en 30e Augustus van hetzelfde jaar.
[Richting Schaesberg, Nieuwenhagen]
Na de vergadering op 28 augustus [1755] op het Wilhelminaplein in Heerlen zijn we begonnen met de afpaling van de Klompstraat de gewone weg vanuit het dorp, die verder door het Schaesbergerveld via de Heerlijkheid Schaesberg naar Nieuwenhagen loopt en vandaar naar het Guliker land gaat.
Deze weg is afgepaald tot een breedte van 32 voet (10,048 m) waarbij het voor het behoud van de weg noodzakelijk gevonden werd een stevige brug over het beekje te leggen, dat daar dwars over het midden van de Klompstraat naar de Schandelermolen stroomt. Verder komt er ook een houten bruggetje boven aan het veld aan het einde van de Klompstraat, zodat het water, dat daar aan de rechterkant van het veld afkomt, hierdoor aan de linkerkant in de vloedgraaf kan lozen. Deze vloedgraaf loopt hier via verschillende erven tot aan de zogenaamde Vijgenweg. De eigenaars van deze erven wordt bij hierbij bevolen de vloedgraaf op een behoorlijke diepte en breedte te brengen.
Op een nader te bepalen tijd zal dmv een publicatie worden aangegeven wanneer de opgaande bomen aan de rechter- en linkerkant, al dan niet gemerkt,
als ze in één lijn met een gemerkte [boom] staan, van boven tot onder afgekapt moeten worden. Hierdoor kan het water dat door stortregen en andere oorzaken in de weg sijpelt, door zon en wind beter opdrogen.
Ook de bomen aan het pad door het bos van Schaesberg worden gerooid, omdat ze met hun takken en bladeren de doorgang zodanig versperren dat het pad nauwelijks 12 voet (3,768 m)breed is, in plaats van 32 voet (10,048 m).
Alle bomen zullen, zoals eerder vermeld, op kosten van de bezitter gekapt worden. Ook 2 beukenbomen die in deze pas voorbij de pastorale landerijen stonden, hier de breede streep genoemd zijn gekapt, omdat ze de doorgang versperden.
Voorbij Nieuwenhagen zijn we via de gemeenschappelijke heide naar Gangelt in het land van Gulik gelopen, waar we bij de zogenoemde Wijnslak vaststelden dat de weg hier zeer slecht is en we de onlangs benoemde burgemeesters hebben opgedragen de weg, zodra mogelijk, te repareren.
[ Richting Willemstraat, Stationsstaat, Geerstraat, kruispunt Geerstraat / Geleenstraat, Geleenstraat richting kerk]
Vandaag na de middag vergadert in het Manhuys in het dorp en vandaar langs het huis de Croon over de Veemarkt (Wilhelminaplein) naar de Schram (Willemstraat) gelopen.
Aan deze weg, die in de richting van Sittard loopt, hebben we geconstateerd dat verschillende bomen voorlangs de erven van de huizen, door hun bladerkroon het behoorlijk opdrogen van de straten verhinderen, daarom is opdracht gegeven deze bomen te rooien. Verder is besloten dat iedereen voor zijn huis of erf een bruggetje over de vloedgraaf moet maken, omdat de mensen door deze vloedgraaf rijden en hun dieren erdoorheen drijven. Hierdoor kan het water, dat vanaf de Kerkhofvijver of gracht langs de verschillende huizen en erven tot aan de gebrande plaetz stroomt en vandaar verder loopt, niet genoeg afvloeien. Daarom wordt aan deze erven bevolen dat ieder voor zijn huis of erf over deze vloedgraaf een vlonder moet maken. Als de paarden of andere beesten dan over dit bruggetje gevoerd worden, kan de vloedgraaf niet kapot gereden of gelopen worden.
Een en ander zal zo spoedig mogelijk via een publicatie door de regenten bekend worden gemaakt. De waarnemend burgemeester wordt opgedragen aan de eerder genoemde gebrande plaatz het daar over het vlot liggend bruggetje te repareren en in een behoorlijke staat te brengen, zodat het water uit de poelen en de vloedgraaf van de velden voorbij de Meijsenbroek gracht afkomend, hierdoor ongehinderd kan lossen.
Als laatste wordt aan alle erven waarlangs deze vloedgraaf verder loopt naar de Geerstraat, instructie gegeven, dat ieder voor zijn eigendom deze vloedgraaf op een behoorlijk breedte en diepte moet brengen.
Er is ook besloten dat de poelen aan de Schram, voor zover ze door ons zijn afgepaald, gedeeltelijk gedempt zullen worden en de weg zodanig opgehoogd, dat het water uit deze poelen niet in de straat kan weglekken.
De erven die achter deze poel liggen, moeten voor hun huis of erf een bruggetje aanleggen zodat ze hun beesten er niet in laten lopen of er doorheen drijven. Omdat de weg hier niet zijn vereiste breedte heeft, is deze afgepaald tot 32 voet (10,048 m), zonder de breedte van vier voet (1,256 m)extra aan de linkerzijde voor de vloedgraaf. Aan Joes Steevens is opgedragen om zijn coolhof die met één hoek de halve weg beslaat, volgens de afpaling te ruimen. Wat betreft de bomen aan weerskanten van de weg, is dezelfde instructie gegeven als hiervoor.
Van hieruit (ter hoogte van de voormalige spoorwegovergang) door het veld gegaan tot aan de weg die van Aken, voorbij dit dorp, over de Wegscheijt (kruising Geleenstraat / Valkenburgerweg / Geerstraat /Kruisstraat) en de Geerstraat naar Sittard loopt. Deze weg in het veld afgepaald tot 24 voet (7,536 m).
Bij de hekken van de Geerstraat is afgesproken daar een stenen bruggetje te leggen, zodat het water dat door de vloedgraaf van de Schram en de gebrande Plaatz afkomt, hier onder door kan lossen. En die dan verder door de verschillende erven kan lopen, die hierbij gesommeerd worden deze vloedgraaf behoorlijk te verdiepen en te verbreden, zodat deze voldoende kan afvloeien in de Geleender beek.
Joes Dautzenberg wordt bevolen dat als hij het valder achter zijn wei wil gebruiken, hij voor deze uitgang een houten bruggetje over de vloedgraaf moet leggen. De Geerstraat is binnen de hekken [hagen] bemeten op 30 voet (9,42 m)en Pipers moet de poel in de weg aan zijn erf dempen en mag alleen opzij van het erf en voor het huis, óf een vloedgraaf aanleggen, óf deze opwaarts zo hoog te vullen met water, dat het water vanzelf in de vloedgraaf kan aflopen.
Met betrekking tot de opgaande bomen en struiken is verordend als voorheen.
Verder gegaan tot aan de Weegscheijt op de Kruisstraat en daar de weg naar het dorp Heerlen ingeslagen. Hier bevindt zich aan de coolhof van Joh. Hend. Bloem een grote poel, die de breedte van de weg merendeels in beslag neemt. Maar omdat deze poel voor dit gedeelte van het dorp heel noodzakelijk is, is de weg afgemeten op 24 voet (7,536 m) en de poel begrenst tot een breedte van 8 voet (2,512 m). Voor de rest zal deze gedempt worden.
Aan de weide van de Tesch waar het vlot over de weg loopt en dan via deze wei lost in de tems is goedkeuring tot de aanleg van een brug over de weg gegeven en verordent de poel hier tegenover, aan het erf van Frans Lennarts, in zijn geheel te dempen.
[Akerstraat, Heesberg, Heerlerbaan, Valkenhuizen tot aan de Duitse grens]
De 29ste augustus 1755
Vergadert op de Veemarkt en vandaar voorbij het Manhuijs tot aan de zgn slijpsteen in het dorp gelopen.
Hier is besloten een blijvende brug te bouwen over het vlot dat vandaar aan de linkerkant naar den Obel (Oabelspoeltje) loopt en dan verder langs de Bek (kruising halverwege de Heesberg) de weg naar Aken volgt.
Deze weg is tot aan de Bek gepaald op een breedte van 32 voet (10,048 m)en de vloedgraaf op 4 voet (1,256 m), omdat het zgn vlot door moet kunnen aflopen in de Kerkhofsgraaf (gracht rond het zgn Landsford) buiten de palen naar de erven in moeten worden gemaakt en de poel aan de Slagboom (café Bijsmans) gedempt.
De opgaande bomen die aan beide kanten voor de huizen aan de verschillende erven binnen de afpaling van 36 voet staan, worden zonder uitzondering gerooid, zowel binnen het dorp als daarbuiten.
Aan de Bek wordt een houten bruggetje gemaakt, op de plaats waar het vlot over de weg naar de andere kant moet lopen.
Voortgegaan tot aan de Hees waar verschillende wegen lopen, zowel rondom de berg als erbovenop. Na onderzoek is het midden van de weg vastgesteld en daarom van onder tot boven over de berg tot bij de heggen, begrensd tot 32 voet (10,048 m) met aan iedere kant 4 voet (1,256 m)voor de vloedgraaf.
Boven aan de Hees tot aan de Kokerstraat, de Giesen en Haambeuk gekomen is de weg tot voorbij Valkenhousen, waar de vloedgraaf uit het veld komt, berekend op 32 voet (10,048 m).
Aan het erf of de erven aan de Cook opdracht gegeven de poel aan de openbare straat te dempen en de daarnaast staande wilgenboom te ruimen.
Zowel hier tot aan en voorbij de Giesen, Haambeuk en Valkenhuizen moeten alle opgaande bomen gekapt worden en de poel aan genoemde Giesen volgens de afbakening, gedempt.
Bij de Haambeuk is het handig een bruggetje te maken, zodat het water dat van rechts uit het veld komt, ongehinderd aan de linkerkant kan aflopen.
Verder gaande tot aan de vloedgraaf die van rechts uit het veld over de weg stroomt en ter linkerzijde in een bemd van Valkenhuizen afloopt, is besloten om daar een bruggetje te leggen, zodat het water zonder de weg te beschadigen kan afvloeien.
Omdat de vloedgraaf hier aan de linkerkant de jurisdictie van Kerkrade als Spaans gebied met die van onze Bank scheidt, is hier dus de linkerkant van de weg Spaans en de rechterkant Hollands onder Heerlen.
Over deze vloedgraaf aangekomen hebben we daar op ons verzoek, Seigneur Poijk, Schout van Kerkrade, ontmoet.
Na deze Heer ons voornemen volgens de bovengemelde verordening meegedeeld te hebben, verwachtten wij langs de Drievogel en Locht tot aan de Eijk, waar onze weg en de rechtsbevoegdheid aan die van Ter Heijden als Guliks territorium grenst, zonder hinder met de afpaling verder te kunnen gaan.
Maar de Seigneur Schout heeft hiertegen geprotesteerd en wilde niet toestaan dat aan de Spaanse kant in de erven zou worden gemeten, of bomen gemerkt of iets anders gedaan, omdat hij hiertoe geen orders heeft ontvangen.
Hoewel we hem aantoonden dat we de wegen niet op een nieuwe breedte wilden brengen, maar op de oude gebruikelijke breedte zoals in de tijd van de Hertogen van Brabant. Dit zou aan beide kanten van de weg moeten gebeuren.
Maar deze beweringen vonden geen gehoor en hoewel wij van onze kant vasthielden aan het feit dat de zeggenschap voorbij de Locht tot aan de Eijk, toekomt aan Haar Hoogmogenden van de Staten Generaal der Verenigde Nederlanden en niet aan de Spaanse overheid, hebben de Seigneuren Hoofdofficieren en Regenten toch niet ingestemd met de voorgenomen afpaling door te gaan, voordat men daarvan kennis heeft gegeven aan de betrokken autoriteiten.
Daarom teruggekeerd tot onder aan de berg van de Hees, waar de weg verder gaat over de Linden (Bekkerweg), de Wegscheijt, voorbij het dorp Heerlen, naar Sittard.
Deze weg gesteld op een breedte van 24 voet (7,536 m), waarvoor tegen Seigneur Merkelbag gezegd is de uithoek van de heg aan zijn wei, zo ver als door ons is aangegeven, te ruimen, evenals alle bomen aan beide kanten.
Aan de Kruisstraat van de Linden zal een houten brugje over de vloedgraaf in de richting van de Wegscheijt gemaakt worden.
[Richting Heerlerheide, Rennemig, ten Esschen, Hoensbroek]
Na de middag
Vergadert ten huize van Jan Pappers aan de Heerlerheide en vandaar de weg ingeslagen die loopt via Rennemig, Wijngaartshof, ten Esschen naar Klimmen en Maastricht. Deze weg afgemeten tot 32 voet (10,048 m) breed, met order de bomen aan weerszijden te kappen.
Tot aan de beek bij de Kopkensmolen gekomen, die hier als grens met de rechtsbevoegdheid van Hoensbroek geldt en ter plekke geconstateerd dat de oversteek door de beek, vooral bij het geringste regenweer, onbruikbaar is en daarom is besloten over deze weg een stevige brug aan te leggen.
Verder over de beek op de weg naar de Wijngaartshof, ontmoetten wij daar op ons verzoek de heer Seigneur Schout van Hoensbroek, bijgestaan door enige van zijn schepenen.
Omdat de weg daar tussen de heggen te eng is, is in aanwezigheid van de schout en schepenen van Hoensbroek, door de gewande van de Wijngaartshof de weg afgemeten tot een breedte van 32 voet (10,048 m).
Omdat men niet weet wie aan weerskanten met zijn erf gedeeltes van de weg in beslag neemt, is met wederzijdse instemming besloten, dat aan beide zijden elk erf evenveel ingepaald zal worden en de vloedgraaf aan twee kanten van de weg tot een breedte van 4 voet (1,256 m)buiten de palen in de respectievelijke erven gemaakt wordt. Wat betreft de bomen is gelast als voorheen.
Bij het gehucht Ten Esschen is vastgesteld dat door de gebouwen aan weerskanten, zowel op Hoensbroeks als op ons gebied, de weg niet breder dan 24 voet
(7,536 m) kan worden. Daarom is deze weg zo afgepaald tot aan den Brukke van ter Veere dat, zoals gezegd, op Hoensbroeks grondgebied ligt.
Wat de heggen en bomen betreft is als voorheen verordend.
[Richting Kunrade, Voerendaal, Klimmen]
De 30e augustus 1755
Vanuit het dorp, door het dootleger gelopen.
Hier verordent dat de bomen aan beide kanten gekapt moeten worden, zodat het opdrogen van de weg door hun schaduw niet verhinderd wordt.
Aangekomen op het punt richting Maastricht, waar aan de linkerkant de weg naar het dorp Welten begint, hebben we de weg door het Kunderveld en het dorp Kunrade tot in het midden van het dorp afgemeten tot een breedte van 32 voet (10,048 m). En vanaf de Welterweg tot voorbij het huisje dat daar in het veld staat, den Foukkert genaamd, ook nog 4 voet (1,256 m)voor de vloedgraaf, die daar aan de rechterkant moet komen.
Omdat de zgn Kunderlindeboom de weg beschadigt door zijn overhangende takken, is bevolen deze takken af te hakken.
De vloedgraaf of de zgn Hongerbeek zal aan de linkerkant buiten de erven en 30 voet (9,42 m) binnen de erven moeten lopen, hiervoor is 4 voet (1,256 m) afgemeten.
Bij het dorp Kunrade op de plaats waar de Hongerbeek door en over de weg en door de wei van de Wed[uwe] Heuts moet lopen, is het nodig een bruggetje te maken. Zodat het wegverkeer de afwatering niet hindert en deze een goede doorstroming kan hebben, is aan de erven waardoor deze beek verder stroomt, gelast om de sloten tot een behoorlijke diepte uit te graven zodat deze beek volkomen verval zal hebben. Dit zal d.m.v. een publicatie op een nader te bepalen datum, op straffe van een boete, vastgesteld worden.
Het dorp Kunrade wordt bevolen de bomen aan weerszijden op te ruimen en sommige bomen zodanig te snoeien dat de weg hemelsbreed lucht kan krijgen.
De poel bij het huis van Jan Janssen beslaat een gedeelte van de weg, maar omdat deze voor het dorpje zeer noodzakelijk is, is de poel door ons op een redelijke breedte afgemeten en is gelast de rest te dempen.
Verder de weg rechts naar Klimmen ingeslagen, lopend van hier naar de Wolfhoven, Haren en Lindelauf. Vanwege de gebouwen aan beide kanten, deze weg tot voorbij de Brem gesteld op 24 voet (7,536 m).
Aan de Wolf tegenover de smid liggen twee poelen of kuilen die gedempt moeten worden en ook worden alle opgaande bomen geruimd. Bij de beek de Brem gekomen is geadviseerd hier overheen een bruggetje te leggen.
Verder gaande tot bij het Lindelauf is de weg op 32 voet (10,048 m) bemeten en vanaf het straatje de Borbergsweg is behalve de genoemde 32 voet (10,048 m) aan beide kanten nog een vloedgraaf van 4 voet (1,256 m) afgepaald.
Vanaf het Lindelauf tot voorbij Haren wordt de weg 32 voet (10,048 m), maar ligt de vloedgraaf binnen deze breedte en worden de bomen ook gekapt
Gekomen tot voorbij de erven van Haren tot aan die van Terveurt, is deze weg voorbij de steen tot aan het rechtsgebied van de Hoofdbank Klimmen ingepaald op 24 voet (7,536 m). Over de vloedgraaf van 4 voet (1,256 m) die vanaf de beek langs de tuin van Terveurt loopt, wordt een bruggetje gelegd Deze vloedgraaf zal tot aan de steen links in het erf of in de wei voor de Hof Terveurt en voorbij de steen aan de rechterkant in andere erven moeten lopen en buiten de palen op 4 voet (1,256 m)afgepaald worden.
Eindelijk tot voorbij de steen gekomen die ons gebied met dat van Klimmen scheidt, komt van rechts een denkbeeldige lijn uit het veld en loopt over de weg tot links aan de heg van de weide om daar in een bempt van de Hof Terveurt te eindigen.
Aan beide kanten van deze lijn hebben we twee paaltjes gezet om later, met instemming van de overheid van de Hoofdbank Klimmen, grotere palen te plaatsen, om voor altijd tot grenspalen van de beide rechtsgebieden te dienen.
Vanaf hieraf teruggekeerd zijnde, is met de verdere schouw en afpaling gestopt.
Aldus snel verzonden binnen de Hoofdbank Heerlen op dezelfde datum als boven.
Copyright © 2011 Loes Loffeld. Alle rechten voorbehouden.
- Stuk Geleenstraat vanaf de Valkenburgerweg ongeveer tot aan het Pancratiusplein↵
- Ongeveer vanaf het einde van de Oranje-Nassaustraat tot aan de Kempkensweg
( het spoor was er toen nog niet)↵ - Bedoeld is de Klompstraat vanaf de Caumerbeek tot aan het huidige WIlhelminaplein↵
- Huidige Nobelstraat vanaf de Oude Lindestraat tot waar de Nobelstraat uitkomt op de Akerstraat↵
- Akerstraat vanaf de ligging van het huidige kerkhof tot aan het Pancratiusplein↵
- aanwijzing, bestemming↵
- afpaling, begrenzing↵
- hoofdbank↵
- een van de overheid uitgaande open brief↵
- Leden van de Staten Generaal der Verenigde Nederlanden↵
- Wilhelminaplein↵
- d.i. de Haversteeg, vroeger kwam er, vlgs ds Jongeneel, veel haver uit het Gulikse langs,↵
- gebied dat ligt rond de tegenwoordige Schaesbergerweg↵
- gewone, gebruikelijke weg↵
- tot aan de grens van het rechtsgebied van de Hoofdbank Heerlen↵
- 10,048 m↵
- stevige, blijvende brug↵
- in het midden van↵
- systeem van sloten en kanaaltjes waarin het overtollige water kan afvloeien, zoals vloedgraaf, tems↵
- ter bestemder tijd, op een bepaalde tijd↵
- 3,768 m↵
- eigenaar↵
- openbare heide↵
- onbekende plaats↵
- pas benoemde↵
- dezelfde dag na de middag↵
- Keur-Keulse kamer, centrum van het bestuur van de Hoofdbank↵
- herberg, later het Volkshuis↵
- Willemstraat↵
- gracht rond het landsfort van Heerlen↵
- of Oppene Brank (brand) genoemd. Vlgs Jongeneel plek naast Bausch en buren↵
- slecht leesbaar, mogelijk op straffe van↵
- openbare bekendmaking↵
- water rond kasteel Meesenbroek?↵
- zodat↵
- Geerstraat↵
- gedempt↵
- moestuin↵
- gebied bij het einde van de Geleenstraat en kruispunt Valkenburgerweg, Geerstraat, Kruisstraat↵
- veehek, klaphek↵
- kruispunt Geleenstraat/ Valkenburgerweg/ Kruisstraat/ Geerstraat↵
- 24 voet: 7,536; 8 voet: 2,512↵
- Bijdrage van Mark van Dijk: opmerkelijk is dat in de achttiend eeuw meerdere malen sprake is van een ‘slijpsteen’ bij de Kerkhofbrug. Deze installatie had blijkens reparatieposten meerdere stenen en bevond zich bij het ‘canael.’ Dat was een overkluisde afwatering, parallel lopend aan de Geleenstraat. Blijkbaar was bij dit afwateringspunt voldoende verval om een molenwerkje in het ‘canael’ aan te drijven. Het molenwerk zette hier niet een molensteen, maar een slijpsteeninstallatie in werking. Het werd op gezette tijden in werking gezet, waarschijnlijk door een sluisje open te zetten. Zo konden de Heerlenaren bij deze publieke voorziening hun messen, zeisen en andere ( landbouw)werktuigen en materialen komen slijpen en polijsten.↵
- van abeel, ook wel ‘aubel,’ een witte of zilver populier. Hier lag ook een poel, het’ Oabels peulke’ genoemd.↵
- vlgs Jongeneel: buurt aan de voet van de Heesberg, om haar spitstoelopende vorm zo genoemd.↵
- tolplaats bij het tegenwoordige café Bijsmans↵
- 11,304 m↵
- uitzondering↵
- (onderzoek naar het) midden van de wegen↵
- Kokerstraat, nu Eisenhowerstraat↵
- de Giesen, Gieserveld, waarschijnlijk afgeleid v.e. eigennaam. Uit wandelingen in en om Heerlen 1927 PJM Peters
Uitgave van Hooren Heerlen↵ - Hambeuk↵
- openbare weg↵
- wilgenboom↵
- mogelijk van ban: rechtsgebied, of weiland↵
- rechterlijke bevoegdheid↵
- op ons verzoek↵
- hier lag in de 17e eeuw een herberg met een uithangbord met daarop drie vogels↵
- iets↵
- niettegenstaande↵
- staande houden, vasthouden aan↵
- Kruising van de Kruisstraat met de Nobelstraat, de oude Lindestraat en de Benzenraderweg.
Deze buurtnaam is vlgs Peters ontleend aan een Lindeboom die er voor eeuwen stond, ook nog in de tijd van
de uitgave van Peters’ boek (1927). Het was vele eeuwen de dorps- en volksboom bij uitstek.
Op kruiswegen werd vaak een linde geplant met een kruisbeeld eraan vast gemaakt.↵ - na de middag↵
- in aanwezigheid van↵
- 7,536 m↵
- doolage: moerassig stuk land aan de Valkenburgerweg↵
- boete↵
- vastgesteld, verordend↵
- een rechtopstaande steen werd vaak gebruikt om de grens tussen twee rechtsgebieden aan te geven↵
- nadien, later↵
- grensstenen↵
- teruggekeerd↵
- gestopt↵
- snel verzonden↵
- op dezelfde datum als boven↵